Jeuk! Dat krijg ik als ik een draaiorgel hoor. Je bent al moe van het slenteren. In een nét iets te drukke binnenstad. Continu pas je je route aan vanwege de massa aan mensen. Winkel in, winkel uit. En dan die draaiorgelmuziek er nog eens overheen. Maar het onvermijdelijke bij een draaiorgel zijn de mensen die met een metalen bakje erbij staan te rammelen alsof hun leven er vanaf hangt. Bedelend voor een bijdrage. Waarvoor, voor die herrie? Tsja, en je moet er voorbij, dat is onoverkomelijk. Je kunt niet te dichtbij langs het draaiorgel, want je trommelvliezen moeten nog langer mee. Maar in de vrij ruimte er omheen staan, als het tegenzit, twee enthousiastelingen die waarschijnlijk zelf ook zo schrikken van de herrie die uit dat apparaat komt, dat ze al schuddend nóg meer herrie produceren. En dan dat awkward moment dat je ze passeert en ze je ook nog een schuldgevoel kunnen overhandigen door je te groeten. Want ja, geven doe je niet. Nee, ik steek het niet onder stoelen of banken: ik ben geen fan van een draaiorgel in een drukke binnenstad.

Afgelopen zaterdag liepen Judith en ik door de binnenstad van Apeldoorn. Even een paar winkels in en uit. Even kijken of we nog iets leuks voor Juud konden vinden. En ja hoor, in de verte hoorde ik hem al warm draaien. Nou ja, kiezen op elkaar en gaan! De eerste winkels konden we hem nog ontwijken, maar na drie winkels moesten we er toch voorbij. Een schuldgevoel en een verminderd gehoor rijker konden we verder winkelen. Totdat we een winkel uitliepen. Ik hoorde hem weer. Hij had ons ingehaald. Zullen we hem wéér voorbij moeten. Zucht…

Maar iets was er anders. Ik hoorde een bekend deuntje. Nee, het was niet Jan Smit of Marco Borsato. Ik kon mee-neuriën, maar kon hem nog niet plaatsen. Een refreintje verder hoorde ik het: het was Sela met ‘Ik zal er zijn’. Twee werelden die niet bij elkaar leken te horen liepen nu door elkaar. De goddeloze binnenstad waar alles draait om geld uitgeven, irritatie richting de medemens, een noodzakelijk kwaad. En de wereld van geloof, hoop en liefde. En toch voelde het mooi en bevrijdend om zo’n mooi lied hier te horen. Een klein stukje God in m’n leven op een onverwachts moment. Een klein stukje rust in een gehaaste shopmentaliteit.

Twee werelden die niet bij elkaar leken te horen liepen nu door elkaar.

En opeens zag ik die twee draaiorgelverschrikkers voor twee mooie mensen die het lef hadden om dit stukje liefde in de stad op te zetten. Dit was hun manier om iets te laten zien van God vanuit hún leven. En met terugwerkende kracht schaamde ik me voor mijn beeld wat ik van hen had en van wat ze deden. Zij lieten op hún plek, op hún manier iets van God zien. En volgens mij is dat onze taak in het leven.

We hoeven niet allemaal op kratjes op de markt te gaan staan om de mensen te vertellen over Jezus. We hoeven niet allemaal met de bijbel van deur tot deur te gaan. En we hoeven nu ook niet allemaal een draaiorgel te kopen om Sela te draaien in de binnensteden. Maar ook jij mag iets van Gods liefde laten zien op jouw eigen plek op je eigen manier. Ook al is het iets kleins. En als die manier een draaiorgel is, dan is dat een draaiorgel.